Katten drinken weinig in vergelijking met honden en mensen. Dat komt doordat hun voorouders altijd in zeer droge gebieden hebben geleefd. Toch is het belangrijk om in de gaten te houden of ze wel genoeg – maar ook weer niet te veel – drinken, om nierproblemen te voorkomen.
Een richtlijn voor hoeveel water een kat per dag zou moeten drinken, is ongeveer 40 ml per kilo lichaamsgewicht. Het ineens meer of minder gaan drinken, kan te maken hebben met de leeftijd van de kat. De voeding speelt een rol, maar het kan ook een voorteken van gezondheidsproblemen zijn.
Veel drinken gaat gepaard met veel plassen. De urine wordt wateriger. Te veel drinken en plassen kan wijzen op gezondheidsproblemen zoals nierfalen, blaasgruis, een te hard werkende schildklier of suikerziekte. Katten die veel bewegen of het erg warm hebben zullen ook meer drinken.
Als katten te weinig drinken kunnen ze uitdrogen of blaasproblemen krijgen. Uitdroging is eenvoudig te controleren: til de huid in de nek met twee vingers wat op en laat het weer los. Als de huid soepel terugvalt, is dat goed. Als de huid langzaam terugzakt of zelfs rechtop blijft staan, kan dit een teken van uitdroging zijn. Bij te weinig drinken zal de urine geconcentreerder zijn en kunnen kristallen zich makkelijker vormen. Katten die te weinig vocht binnen krijgen, hebben over het algemeen een doffere vacht.
Bij chronisch nierfalen hopen afvalstoffen zich op in het lichaam. Er zijn verschillende oorzaken. Er kan sprake zijn van een aandoening van de nieren zelf zoals een ontsteking, nierstenen, een erfelijke aandoening of een tumor. Nierfalen kan ook ontstaan door chronische ontstekingen elders in het lichaam, hormoonziekten, een hoge bloeddruk of een verstopte plasbuis door blaasgruis. Een kat met chronisch nierfalen laat vaak algemene symptomen zien. Voorbeelden daarvan zijn weinig tot geen eetlust, vermageren, meer drinken en plassen dan normaal, overgeven, diarree, uitdroging, minder actief.
Katten met blaasgruisproblemen vertonen over het algemeen dezelfde symptomen, zoals veel vaker plassen dan gewoonlijk, steeds kleine beetjes plassen, plassen op ongewenste plaatsen (overal, behalve in de kattenbak), klaaglijk miauwen tijdens het plassen, eventueel bloed bij de urine en minder actief gedrag.
Het is belangrijk dat nierfalen snel vastgesteld wordt om te voorkomen dat de nierfunctie verder achteruit gaat. Nieren herstellen zich namelijk niet meer. Ook als je vermoedt dat je kat blaasgruis heeft, moet je contact opnemen met de dierenarts. Voor elk type blaasprobleem of blaasgruis is een ander behandelplan nodig.
Wat kun je zelf doen?
Geef naast speciale veterinaire voeding geen extra’s. Bijvoeding is vaak rijk aan eiwitten en mineralen die het effect van het nierdieet kunnen verminderen. Kies alleen voor natvoeding die speciaal geschikt is voor katten met chronisch nierfalen. Zorg dat er voor iedere kat een schone bak is, plus nog eentje extra en zet deze op verschillende rustige plekken in het huis. Hygiëne is belangrijk!
Ga bij duidelijke drinkproblemen naar de dierenarts. Deze kan de juiste diagnose stellen en indien nodig een behandeling starten. Ook overstappen naar andere voeding kan een groot verschil maken. Er zijn goede kattenbrokken die speciaal zijn ontwikkeld om de urinewegen gezond te houden.